Het is inmiddels alweer bijna twee hele decennia geleden dat we onze vertrouwde guldens ingeruild hebben voor de euro. Met de invoering van de nieuwe munteenheid veranderden er een hoop dingen. Een van deze wijzigingen was de benoeming van biljetten. In de volkstaal had men namelijk allerlei verschillende namen voor het geld: van een joetje tot een rooie rug.
Deze namen roepen inmiddels bij velen van ons goede herinneringen op. Maar benamingen van geld als een ‘geeltje’, een ‘meier’ of een ‘rooitje’ zeggen de jongere generatie tegenwoordig niets meer. Zelf kan ik me ook nog weinig herinneren van het guldentijdperk.
Daarom ben ik de boeken ingedoken en heb ik me verdiept in deze oude biljetten. Maar ik heb ook zeker de guldenmunten niet links laten liggen. Mijn bevindingen lees je in deze blog!
In dit artikel vind je:
Gulden
Laten we bij het begin beginnen. Ik heb het in deze blog wel over de “Dutch Age” gehad, maar wat is de Nederlander precies? Voor de jongere generatie is dit begrip misschien een compleet mysterie.
De Nederlandse gulden is de munteenheid die in Nederland wordt gebruikt sinds de middeleeuwen tot de komst van de euro in 2002. Dit betekent betalen in deze valuta in ons kleine landje. Een gulden was in 2002 ongeveer 45 cent waard.
In buzzwords hebben de bankbiljetten en munten van de Nederlandse gulden verschillende namen. Sommigen van hen worden nog steeds gebruikt in gelijkwaardige eurobankbiljetten en -munten. Zelfs als een euro bijvoorbeeld een lage denominatie heeft, wordt het soms een bankbiljet van 100 euro genoemd.
Wat is een Zonnebloem?
Een zonnebloem was een bankbiljet ter waarde van 50 gulden (ongeveer 23 euro). De benaming kwam van de gigantische zonnebloem die rechts op de biljetten afgebeeld was.
Ook deze is ontworpen door de Hagenees Ootje Oxenaar. Hij was wederom op zoek naar iets typisch Nederlands om op het biljet te zetten, maar wilde niet naar stereotypes grijpen. Zo kwam hij bij de zonnebloem uit.
Wat is een Rooie Rug (Rooitje)?
De rode achterkant, ook wel kortweg g of back genoemd, is 1.000 dong waard (ongeveer 454 euro). De naam van de rode ruggengraat profiteert van de kleur van de originele 1000 gulden. In feite is het al vele jaren rood. Hoewel de kleur later werd veranderd in groen, verwijst de naam nog steeds naar rood.
Soms wordt de ruggengraat gebruikt om een bedrag van 1.000 euro uit te drukken. Recentelijk is dit concept weer populair geworden in sniper tapes, waarbij de “wijn van achteren wordt gegooid” in het water wordt gegoten.
De groene achterkant wordt nog steeds gewoonlijk “g” genoemd.
Wat is een Vuurtoren?
De vuurtoren was het roze biljet van 250 gulden (ongeveer 113 euro) en kreeg zijn naam door de vuurtoren die op het biljet afgebeeld stond.
De vuurtoren op het biljet was een bewuste keuze van ontwerper Ootje Oxenaar. Zijn doel was om iets op het biljet te zetten dat Nederland kenmerkte, maar geen stereotype windmolen, tulp of iets dergelijks was. Daarom maakte hij de keuze voor een vuurtoren, die in zijn ogen stond voor het water en de scheepvaart in Nederland.
De op het geld afgebeelde vuurtoren bestaat trouwens echt en staat in Haamstede.
Wat is een Geeltje?
Ook een geeltje was geld in het guldentijdperk. Het geeltje was een bankbiljet ter waarde van 25 gulden, wat ongeveer gelijk staat aan 11 euro.
Het geld dankt zijn naam aan het feit dat een geeltje in de tijdsperiode van 1861 tot 1909 een gele kleur had. Na 1909 bleef het geeltje in omloop, maar met een nieuwe rode kleur.
Echter bleven mensen het geld stug een geeltje noemen, ook jaren nadat de nieuwe kleur ingevoerd was en er later zelfs een ander geelkleurig guldenbiljet in omloop kwam. Als je aan iemand vraagt wat een geeltje is, zullen ze de vraag nog steeds volmondig met ‘een biljet van 25 gulden’ beantwoorden.
Het nieuwe geld werd ondanks de kleur nog steeds ‘geeltje’ genoemd.
Wat is een Joet?
Een joet, ook wel bekend als een prent of een mattenklopper, was geld in het guldentijdperk en had een waarde van 10 gulden (ongeveer 4,54 euro).
Jongere generaties zullen wellicht moeite hebben met het achterhalen wat een joet is, omdat de benaming in eerste instantie vreemd lijkt. De benaming van het joetje heeft ook eigenlijk geen binding met geld. Het komt van de tiende letter in het Hebreeuwse alfabet: de jut (welke wordt uitgesproken als ‘joed’).
Wat is een Meier?
Een meier was in het guldentijdperk een bankbiljet ter waarde van 100 gulden (ongeveer 45 euro). Naast meier, werd het honderd guldenbiljet ook wel snip genoemd, vernoemd naar de snip die op een gegeven moment op het geld werd getoond. Maar ook ‘bankje’ en ‘mutje’ werden gebruikt.
De redenering achter wat en hoeveel een meier is, vinden we in een ander alfabet. De betekenis van het woord ‘meier’ ligt in het Hebreeuws en heeft geen verwantschap met geld. Het Hebreeuwse woord ‘mei’oh’ betekent namelijk ‘honderd’.
Overigens wordt het woord ‘meier’ nog vaak gespeld als ‘meijer’. Dit is incorrect. Wanneer je zoekt op de betekenis van het woord ‘meijer’, zul je eerder bij de veelgebruikte achternaam uitkomen dan bij geld.
Alle Guldenmunten
Niet alleen de bankbiljetten als de rooie rug, het geeltje en de meier hadden benamingen. Ook de guldenmunten hadden aparte namen, waarvan sommige nog steeds in de volksmond voor de euro gebruikt worden. Hieronder volgt een overzicht van alle guldenmunten die tot 2002 in omloop waren, en hun benamingen.
Dubbeltje
Het dubbeltje had een waarde van 0,10 gulden (ongeveer 5 eurocent). Dit begrip is misschien iets bekender en komt nog relatief vaak terug in ons taalgebruik. Zo wordt het spreekwoord ‘een dubbeltje op zijn kant’ gebruikt om een onzekere situatie aan te duiden en heeft Dagobert Duck in de bekende strips een geluksdubbeltje.
Kwartje
Een kwartje was 0,25 gulden waard (ongeveer 0,11 euro). Ook het woord ‘kwartje’ komt nog steeds voor in Nederlandse gezegden. ‘Het kwartje is gevallen’ en ‘Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje’ zijn hiervan misschien wel de bekendste. Het kwartje werd ook wel een ‘heitje’ genoemd. Dit is ook waar het gezegde ‘een heitje voor een karweitje’ vandaan komt.
Gulden
De gulden was wat de euro nu is: de standaard munt. Deze had ongeveer een waarde van 0,45 euro. De munt werd ook wel een piek, pegel op pop genoemd. Tot 1948 was er ook een halve gulden in omloop die de waarde had van, je raadt het misschien al, een halve gulden.
Rijksdaalder
De rijksdaalder, ook wel riks, knaak, achter- of karrenwiel genoemd, had een waarde van 2,50 gulden (ongeveer 1,13 euro). Deze munt was in de periode na de afschaffing van het tienguldenstuk in 1936 en voor de invoering van het vijfje in 1988 de Nederlandse munt met de hoogste waarde. De benaming komt van het feit dat de munt letterlijk een ‘daalder van het rijk’ was: hij werd volgens de besluiten van de Rijksdag gemaakt.
Stuiver
De kleinste munt die in Nederland tot 2002 gebruikt werd, was de stuiver. Deze had een waarde van 0,05 gulden (ongeveer 2 eurocent). Dit was echter niet altijd de kleinste munt. Tot ergens in de twintigste eeuw waren er ook munten ter waarde van 0,005, 0,01 en 0,025 gulden: het halfje, de cent en de halve stuiver. De benaming ‘stuiver’ wordt nog steeds door sommige mensen in Nederland gebruikt voor de 5 eurocent munten.
Tien- en Vijftigguldenstuk
De tien en vijftig gulden munten (ter waarde van ong. 4,54 en 22,69 euro) waren ook officiële munten waarmee tot 2002 betaald kon worden. Echter werden de munten alleen geslagen als herdenkings- en verzamelmunten bij speciale gelegenheden. Zo werden er bijvoorbeeld in 1998 vijftigguldenstukken geslagen ter gelegenheid van het 350-jarige jubileum van de Vrede van Munster.
Ik hoop dat je wat van deze blog opgestoken hebt! Heb je nu nog een paar oude meiers, geeltjes of zelfs een rooie rug liggen? Dan kun je de meeste van deze tot 1 januari 2032 nog inwisselen voor euro’s bij de Nederlandsche Bank in Amsterdam.
Met een rijksdaalder, stuiver of andere guldenmunt kun je helaas minder. Deze waren maar tot 1 januari 2007 in te wisselen voor euro’s. Maar niet getreurd, want de oude munten vormen inmiddels een leuk stukje Nederlandse geschiedenis. En dat is leuk om in je handen te hebben!
Vijfje
In de geschiedenis van de gulden is het vijfje, een munt ter waarde van 5 gulden (ongeveer 2,27 euro), tweemaal ingevoerd. De eerste keer was van 1826-1912 en de tweede keer was van 1988-2002. De tweede maal verving de munt het bankbiljet van 5 gulden dat daarvoor in omloop was. De munt werd ook wel ‘bas’, ‘dikke stuiver’ of ‘fiets’ genoemd.
Veelgestelde vragen
Klik hier voor meer informatie
Klik hier voor meer informatie
Klik hier voor meer informatie